- lijn
- {{lijn}}{{/term}}1 [algemeen]ligne 〈v.〉2 [soort touw] corde 〈v.〉 ⇒ 〈fijn〉fil 〈m.〉3 [m.b.t. hond] laisse 〈v.〉4 [groef] 〈gezicht〉 trait 〈m.〉 ⇒ 〈hand〉ligne5 [productieproces] chaîne 〈v.〉de fabrication♦voorbeelden:1 de lijn van zijn gedachten • le fil de ses penséesiets in grote lijnen aangeven • 〈ook figuurlijk〉 tracer les grandes lignes de qc.〈figuurlijk〉 in grote lijnen • en gros〈politiek〉 een man van de harde lijn • un fauconeen rechte lijn • une (ligne) droitein een rechte lijn van iemand afstammen • descendre en ligne directe de qn.de resultaten bewegen zich in opgaande lijn • les résultats vont en s'amélioranteen lijn trekken • tracer une ligneaan de (slanke) lijn doen • surveiller sa ligneMaastricht is aan de lijn • vous avez Maastricht au bout du filblijft u aan de lijn, a.u.b.! • ne quittez pas!in de lijn liggen van • être dans le droit fil dedat ligt helemaal in zijn lijn • 〈net iets voor hem〉 c'est tout à fait lui; 〈de aangewezen man〉 c'est l'homme qu'il nous faut〈figuurlijk〉 op één lijn stellen (met) • mettre sur le même plan queop dezelfde, op één lijn zitten • être sur la même lignemet lijn 15 gaan, lijn 15 nemen • prendre la ligne no. 15〈figuurlijk〉 daar zit geen lijn in • cela manque d'enchaînement2 het wasgoed hing aan de lijn te drogen • le linge séchait sur la corde3 een hond aan de lijn houden • tenir un chien en laisse¶ zij trekken één lijn • ils agissent de concert
Deens-Russisch woordenboek. 2015.